Download Free Audio of Hoofdstuk 109. Gedichten bestaan uit versregels: ... - Woord

Read Aloud the Text Content

This audio was created by Woord's Text to Speech service by content creators from all around the world.


Text Content or SSML code:

Hoofdstuk 109. Gedichten bestaan uit versregels: alle woorden die op één regel staan. Versregels zijn meestal gegroepeerd in strofen. Sommigen hebben een naam: distichon (een strofe van twee regels), terzet (drie regels) en kwatrijn (vier). Een kwatrijn zijn ook op zichzelf staande gedichtjes van vier regels. Gedichten met een regelmatige strofebouw rijmen vaak. In het alledaagse taalgebruik is rijm de laatste woorden van enkele versregels die gelijke eindklanken hebben (kinderen – verminderen). De herhaling van een of meer beklemtoonde klanken die niet te ver van elkaar af staan staat het ook wel als bekend. Bij kinderen – hinderen, huis – muis, spreken we van volrijm: vanaf een bepaalde klank zijn niet alleen de beklemtoonde maar ook de onbeklemtoonde klanken gelijk. Bij gaan – staan, zijn alleen de beklemtoonde klinkers gelijk en spreken we van klinkerrijm of assonantie. Wanneer de beginmedeklinkers van twee beklemtoonde lettergrepen aan elkaar gelijk zijn, spreken we van beginrijm of alliteratie. Kant en klaar, wikken en wegen. De rijmklanken aan het slot van de versregels staan vaak in een bepaalde volgorde. Dit heet een rijmschema. Gekruist rijm (abab), omarmend rijm (abba) en gepaard rijm (aabbcc) zijn hier vormen van. Het laatste komt veel voor in epische gedichten. Bij enjambement worden regels afgebroken op een plaats waar in de zin juist geen pauze valt.